Fijn sterven

Het komt niet vaak voor dat een lokale adventgemeenschap moet omgaan met avant-gardistische, ‘buitenkerkelijke’ onderwerpen zoals euthanasie. Het komt niet vaak voor, ook al groeit het aantal plaatsen waar een bepaalde vorm van euthanasie is toegestaan. Denk aan België, Luxemburg, Colombia, Zwitserland, Japan, Estland, Albanië, delen van de Verenigde Staten en, over een paar weken, delen van Canada.

De aanvragen voor euthanasie namen toe tot 4829 in 2013

Maar het eerste land dat euthanasie legaliseerde, was natuurlijk Nederland. De Euthanasiewet trad in werking op 1 april 2002. Deze wet kwam uit de koker van D66’er en toenmalig minister van Volksgezondheid, Els Borst. In de afgelopen jaren steeg het totale aantal euthanasiegevallen aanhoudend, met 13% in 2009, 19% in 2010, 18% in 2011, 13% in 2012, en 15% in 2013. De aanvragen voor euthanasie namen toe van 1626 in 2003 tot 4829 in 2013. Dat is een verdriedubbeling in tien jaar. Deze trend is duidelijk en niet te negeren. Dit feit zet ons, Nederlandse – en Europese – adventisten, voor vijf uitdagingen die we moeten aangaan.

1. Een religieuze uitdaging

Elke adventgemeenschap, in ons geval de Nederlandse Adventkerk, is geroepen om onophoudelijk betrokken te blijven bij haar eigen, unieke sociaal-culturele milieu. Dat betekent: soms aanpassen, soms kritisch blijven. Een geloof dat alleen naar binnen gericht is – wat typerend is voor gesloten religieuze gemeenschappen en vaak omschreven wordt als de enige ware mogelijkheid – is zowel kortzichtig als onproductief.

Mensen die geboren zijn om te leven, vragen om te sterven

Elke betekenisvolle en relevante religieuze ervaring vindt plaats in een context. Dat wil zeggen dat die ervaring geplaatst is in de sociale en culturele omgeving, en ook voor die omgeving zorg heeft. Betekent dit dat wij als adventisten alles moeten aanvaarden en externe culturele paradigma’s gewoon moeten overnemen? Natuurlijk niet. Onze trouw aan het evangelie betekent dat we kritisch op onze eigen cultuur moeten blijven. Maar er is een groot verschil tussen ‘alleen maar kritisch’ zijn en ‘ook kritisch’ zijn. ‘Ook kritisch’ zijn, in het geval van de Nederlandse adventgemeenschap, betekent dat wij twee nieuwe trends in de gaten moeten houden. De eerste is de stijgende hoeveelheid onvrijwillige euthanasiegevallen, voornamelijk bij mensen met een geestelijke handicap. De tweede is de introductie van euthanasie voor kinderen onder de twaalf. Eduard Verhagen introduceerde dit Groningen Protocol, en hoewel het geen deel is van de Euthanasiewet, is het wel een van de richtlijnen van de Nederlandse vereniging voor Kindergeneeskunde.

2. Een medische uitdaging

Euthanasie is geen bijzaak. Het is niet, zoals we vaak denken, een onderwerp dat maar in een paar landen besproken wordt. Het is een groot wereldwijd thema, omdat het een nieuw beeld inhoudt van leven, dood en lijden dat ons allemaal aangaat. Ik durf wel te zeggen dat er in alle landen, ook in die zonder euthanasiewetgeving, mensen zijn die dagelijks omgaan met vergelijkbare juridische en medische levenseindezaken, zoals wilsverklaringen, palliatieve zorg of over-medicatie.

Door de medische en technologische stand van zaken, is het verband weg tussen leven en dood. In het verleden, in alle culturen, was er een logisch gevolg tussen ziekte en dood. Deze symmetrie bestaat niet meer. Doordat we de tijd en de psychologische ruimte tussen beide hebben vergroot, heeft de wetenschap onze relatie met de dood veranderd. Paradoxaal genoeg stellen we de dood uit (palliatieve zorg of over-medicatie) terwijl we er ook op anticiperen (euthanasie). Dit nieuwe, vrij simpele feit, herdefinieert de vroeger aanstootgevende ‘wens om te sterven’, naar een nieuw concept: euthanasie. Het is niet meer ethisch onverantwoord of existentieel vreemd. De wens om te sterven is nu een legitiem, persoonlijk, nobel en uitermate menselijk verzoek.

3. Een culturele uitdaging

Euthanasie is het beëindigen van het leven van een ernstig ziek persoon om hem niet onnodig te laten lijden. Het wordt uitgevoerd omdat de stervende erom vraagt (al komt euthanasie soms ook voor als de stervende niet in staat is dit verzoek te doen). Ik wil even niet ingaan op juridische en medische nuances, maar er kritisch naar kijken. Daarbij kies ik een cultureel perspectief, waarbij het lichaam gezien wordt als een ‘bestuurbaar lichaam’ terwijl het individu een ‘soevereine zelf’ is. Beide ideeën komen sterk naar voren bij euthanasie.

Euthanasie neemt de mystiek weg van de dood en het lichaam – zij worden enkel ‘dingen’ waar we mee kunnen doen wat we willen. Maar euthanasie is ook het toppunt van zelfbeschikking. Wij besluiten zelf over onze eigen dood. Deze dubbele betekenis van euthanasie is terug te voeren op een van de stichters van het westerse moderne denken, Descartes.

Bij Descartes ontdekken we, aan de ene kant, een sterk gereduceerd begrip van het lichaam. Dit ligt ten grondslag aan de westerse geneeskunde en ethiek. Het lichaam is gereduceerd tot één van zijn karakteristieken: zijn (af)metingen. Op die manier is er geen mystiek meer, het lichaam wordt gewoon vlees. Een machine, weliswaar ingewikkeld, maar een die geheel van buiten bestuurbaar is.
Aan de andere kant, samenhangend met deze onderschatting van het lichaam, ontdekken we bij Descartes overschatting van het zelf. Het rationele individu kan een complete ervaring bouwen door zijn autonomie en zelfbeschikking. Zo vormt het idee van de soevereine zelf die zijn eigen dood mag kiezen, eigenlijk de basis van de totale westerse, mensgerichte cultuur.

4. Een sociaal politieke uitdaging

Typerend voor de westerse individualistische maatschappij is de onomkeerbare hang naar vrijheid en zelfbeschikking. Dit is een oneindig proces. Kijk maar naar de geschiedenis van de mensenrechten. In het begin, in de negentiende eeuw, kregen een nieuw bewustzijn en gevoeligheid voor de waardigheid en autonomie van alle mensen een plek in de politieke wereld. Mensen bevestigden hun eigen recht om actieve burgers te zijn door het opeisen van stem- en spreekrecht in de publieke arena. Niemand mocht hun leiders kiezen, behalve zijzelf. Deze politieke – en burgerrechten noemen we de eerste generatie mensenrechten.

Na een tijdje bleek dat politieke rechten onvoldoende antwoord gaven op de wensen en behoeften van alle mensen en gemeenschappen. Mensen zijn concrete personen die moeten kunnen werken en wonen, die onderwijs en medische zorg nodig hebben. Dus de rechten werden uitgebreid met sociale rechten, economische rechten en culturele rechten: mensenrechten van de tweede generatie.

Maar de strijd voor vrijheid ging door. Een nieuwe vorm van onderdrukking werd ontdekt. Gemeenschappen merkten op dat zij van elkaar afhankelijk waren en bij elkaar hoorden. Ze zagen dat het schenden van mensenrechten niet alleen binnen een land of een gemeenschap voorkwam. De naties van deze wereld hebben ook een gemeenschappelijk leven en een gemeenschappelijk lot, want we leven allen op dezelfde aarde. Zo werd de derde generatie mensenrechten benoemd: de solidariteitsrechten. Deze omvatten onder andere het recht op vrede, het recht op solidariteit tussen arme en rijke landen, het recht op een schoon milieu en het recht op duurzame ontwikkeling.

Naast deze drie generaties ontstaat nu een vierde generatie. Mensen worden geroepen om te vechten voor de vrijheid in hun eigen lichaam. Alle bio-ethische vraagstukken (wilsverklaring, euthanasie, kunstmatige voortplanting) zijn deel van deze nieuwe vrijheidsstrijd. Een strijd in een gebied dat wel érg dichtbij is: ons eigen lichaam. Geen grote macht – politiek, maatschappelijk of religieus – kan voor ons bepalen hoe wij met ons lichaam moeten omgaan. De bio-ethiek is de plek waar wij strijden voor vrijheid en zelfbeschikking, de plek waar wij de vierde generatie mensenrechten bevechten en verdedigen. Euthanasie is maar een deel van deze strijd.

5. Een pastorale en diaconale uitdaging

Pastorale en diaconale zorg zou nooit een vooringenomen, geheime agenda moeten hebben. Wat voorgevormd is, is dat iemands leven en ervaring centraal staan, en dat de zorg draait om de noden die deze mens heeft. En hoewel het waar is dat niemand geholpen kan worden zonder een goede strategie, is het ook waar dat die strategie vaak een doel op zich wordt. Hierdoor wordt de mens die zorg nodig heeft vaak vergeten. Dit gevaar is bijzonder aanwezig in onze cultuur waar orde, planning, efficiëntie en resultaten de boventoon voeren.

We leven met een paradoxale situatie: mensen die geboren zijn om te leven, vragen om te sterven. Pastoraat en diaconaat die gebaseerd zijn op regels zijn in deze situatie gedoemd om te falen. Euthanasie, en het meer universele en dringende vraagstuk over de dood, geeft ons een mooie mogelijkheid om onze pastorale en theologische prioriteiten te herzien. We hebben een radicale verandering nodig in hoe we zorg geven aan stervenden. In zijn meest basale vorm moet deze verandering gaan van principegericht naar mensgericht. Het pastoraat moet zich minder bezighouden met doelen, resultaten, regels en gehoorzaamheid, en zich juist meer richten op de onduidelijkheden, paradoxen en complexiteit. Zorg voor stervenden moet zich richten op de angsten, aarzelingen en wensen, zeker in dit afsluitende hoofdstuk van het leven. Deze verandering, in de verschillende niveaus van pastorale en diaconale zorg, kan als volgt worden samengevat:

Een andere theologie:
Niet meer allesomvattend, maar genadig en blijmoedig getuigen van vertrouwen ten opzichte van de dood.
Een ander kerkbeeld:
Geen mensen voor de kerk, maar de kerk voor de mensen die dramatische keuzes moeten maken.
Een andere ethiek:
Niet voorschrijvend, maar perspectief-verbredend, ethiek die zich bezighoudt met het openen van vensters van hoop.
Een andere dienstbaarheid:
Niet controlerend, maar begeleidend en vertrouwend, dienstbaarheid die zich niet bezighoudt met leiden maar met het volgen van de mens, met de uitdagingen van diens leven.

Blijven zoeken

Kan dit andere begrip van pastorale en diaconale zorg, zoals het omschreven is in de bovenstaande vier punten, de uitdagingen van de dood en euthanasie oplossen? Zeker niet. Maar het helpt ons wel om onze dienstbaarheid anders in te richten, zodat we meer letten op de mens zelf, dan op de dingen die we doen. We weten dat alle andere religieuze, medische, culturele, sociale en politieke vragen rond euthanasie blijven bestaan, en daarom moeten we blijven zoeken, ons informeren en anderen dienen. Altijd voor ogen houdend dat de spanning die we ervaren niet opgelost kan worden, want het is onlosmakelijk verbonden met het leven.

Kunnen we vandaag de dag, in onze zorg voor onze naaste, de twee grondslagen van euthanasie verlaten, namelijk dat het lichaam gezien wordt als een ‘bestuurbaar lichaam’ terwijl het individu een ‘soevereine zelf’ is? Ik denk het niet. De westerse maatschappij is gebouwd op deze ideeën. Sterker nog, adventistische ethiek en het adventistische mensbeeld werken samen met deze twee principes. 
Ze zijn een grondslag van het adventisme, ook al krijgen ze daar een iets andere uitdrukking en worden ze op een ander niveau geplaatst.

Conclusie

Tegenstanders van euthanasie zijn eigenlijk gewoon tegenstanders van de allerlaatste schakel in een algemeen geaccepteerde, massaal gedeelde culturele ketting van uitgangspunten. Dat is waarom voor veel mensen het accepteren van euthanasie niet iets vreemds is. Tegelijkertijd blijft onze trouw aan het evangelie ons tegenhouden om euthanasie te zien als de enige en beste oplossing. Het geloof dwingt ons om de toepassing van euthanasie kritisch te blijven onderzoeken.

Tekst: Dr. Hans Guiterrez

Dr. Hanz Gutierrez is een theoloog, filosoof en arts uit Peru. Hij is predikant geweest in Italië, Mexico en Duitsland. Hij is nu werkzaam als decaan en hoogleraar Theology op het Italiaans Adventistisch Seminarie in Florence.

Dit artikel verscheen eerder in Advent 5 2015

Adventist.org is the official website of the Seventh-day Adventist church

Seventh-day Adventists are devoted to helping people understand the Bible to find freedom, healing, and hope in Jesus.