
Bram had geen angst om te sterven. Tijdens wat ons laatste samenzijn bleek te zijn, wandelde hij letterlijk uit mijn leven. Zonder benauwd te zijn, zonder een lang ziekbed of noem maar op …
Ondanks dat ik mijn weg zonder mijn maatje zal moeten vervolgen, overheerst in mij toch een gevoel van dankbaarheid omdat hem veel narigheid bespaard is. Vanmorgen was ik vroeg wakker, ik hoorde vlak bij het open raam een merel zingen. Ondanks dat de vogel zijn staart kwijt was (er hingen nog wat kleine veertjes) had hij een korte maar krachtige boodschap: ‘Ik ben beschadigd, toch blijf ik zingen.’
Ook ik voel me beschadigd, maar ondanks dat zal ik blijven zingen. Er was een groot verschil tussen Bram en mij in de beleving van de aanwezigheid van de Eeuwige in ons leven. Over het volgende dachten we wel hetzelfde: dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden nog toekomst, hoogte noch diepte of wat er ook maar is in de schepping, zal ons kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.
En ten jongsten dage? Dan worden we gewekt uit onze doodsslaap en vervolgen we onze wandeling, samen, de Eeuwige tegemoet.